Alleenwonen, eenzaamheid en angst voor de dood

In 2021 woonden 3,1 miljoen mensen alleen (bron: CBS). Dit aantal neemt al toe sinds de jaren zeventig. Alleenwonenden zijn relatief vaak twintigers, maar boven de 70 is de kans om alleen te wonen het grootst vanwege het overlijden van een partner. Dat geldt vooral voor vrouwen ouder dan 70 jaar, die meestal later overlijden dan hun partner. Dit hoeft nog niet te betekenen dat deze mensen eenzaam zijn. Uit cijfers blijkt dat eenzaamheid met name onder alleenwonenden vooral toeslaat boven de 85 jaar. Gemiddeld voelt 25% van de bevolking zich in meer of mindere mate eenzaam, maar voor ouderen boven de 85 ligt dit percentage rond de 50%. Ernstige eenzaamheid wordt gevoeld door zo’n 11% van de bevolking, op hoge leeftijd geldt dit zelfs voor 14% (Ministerie van Volksgezondheid en Zorg).
Na de isolatiemaatregelen en lockdowns die als gevolg van corona werden ingesteld nam de eenzaamheid in alle bevolkingsgroepen toe. In de coronatijd is er vooral sprake geweest van sociale isolatie, waardoor meer mensen zich eenzaam voelden. Ook de angst is toegenomen. Bijvoorbeeld de angst om ziek te worden, angst voor de dood of angst voor maatschappelijke uitsluiting. Uit CBS-cijfers blijkt dat gevoelens van angst, somberheid en stress tijdens de coronacrisis zijn toegenomen en dat 28% van de mensen zich in die tijd vaker eenzaam voelde dan daarvoor.
De ‘grijze druk’

Nederland vergrijst: de leeftijdsopbouw van de bevolking verandert en het aandeel van oudere leeftijdsgroepen wordt groter, waardoor de gemiddelde leeftijd van de bevolking toeneemt. In 2021 was de grijze druk 34 procent: op elke 65-plusser zijn er 3 mensen in de werkzame leeftijd (20 tot 65 jaar). De komende jaren zal dit nog toenemen tot bijna 50 procent, om daarna licht af te nemen, zo is de verwachting in de bevolkingsprognose. Er is ook dubbele vergrijzing: het aantal 80-plussers in de bevolking groeit. Begin 2021 was 15,0 procent van de inwoners tussen de 65 en 80 jaar oud, en 4,8 procent was 80 jaar of ouder (Bron: CBS).
Overlijdens: 2021 spant de kroon

In 2021 waren er in Nederland 170.839 sterfgevallen (met een gemiddelde van 3.252 per week). Over 60 jaar is dit het hoogste aantal overledenen dat in een jaar tijd is geregistreerd. Oorzaken daarvoor zijn, naast vergrijzing, hoogstwaarschijnlijk toe te schrijven aan de effecten van de coronapandemie. Ook was er sprake van significante oversterfte in de laatste maanden van 2021.
Begraven of cremeren?

Werd in 1990 nog 44% van het aantal overledenen gecremeerd en 56% begraven, in 2021 was dit percentage precies omgekeerd: 67% wilde worden gecremeerd en nog maar 33% begraven (cijfers: LVC).
Dat steeds meer mensen kiezen voor crematie heeft gedeeltelijk te maken met de versoepelde opstelling van de kerken, die de keuze voor begraven of cremeren sinds de jaren zestig hebben overgelaten aan de gelovigen zelf. Maar ook het feit dat cremeren vaak goedkoper is dan begraven speelt een rol. Grafrechten en een grafmonument worden steeds prijziger, en veel mensen willen hun
nabestaanden niet opzadelen met het verlengen van de grafrechten. Maar er zijn ook praktische overwegingen: een urn kan je bijvoorbeeld gemakkelijk meeverhuizen. Bovendien kun je as verdelen over meerdere urnen zodat meerdere nabestaanden dit in hun bezit hebben. Bij RTL nieuws gaf Eric Venbrux, hoogleraar Culturele Antropologie van de Radboud Universiteit in 2019 een andere verklaring voor de stijging: “Mensen willen steeds meer controle houden over hun leven. Ze willen voordat ze sterven al bepalen wat er met hun lichamelijke resten gebeurt en willen niet ‘verpieteren’ onder de grond.
Praten over de dood
Nederlanders zijn niet goed in praten over de dood, maar wíllen dat wel. Verschillende organisaties als de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en SIRE, maar ook verschillende andere partijen kaarten dit in 2021 aan. Zo heeft RVS een advies geschreven aan de Tweede Kamer (lees ook ons interview met RVS-raadslid Ageeth Ouwehand) dat we beter zouden moeten leven met de dood, en is SIRE in samenwerking met verschillende partijen een landelijke campagne gestart om de dood bespreekbaar te maken.
De SIRE-campagne ‘Dooddoeners’ is gevoerd op basis van de resultaten van een onderzoek naar de mate waarin mensen al dan niet over de dood praten. Meer dan de helft van de Nederlanders geeft daarin aan niet genoeg te hebben gesproken over de dood met iemand die er nu niet meer is. Hierdoor hebben zij niet goed afscheid kunnen nemen, en overheerst de spijt. Daardoor is het verdriet groter en bemoeilijkt dit het rouwproces. Mensen vermijden een gesprek over dood of rouw vaak door goedbedoelde opmerkingen die voor een rouwende hard aan kunnen komen. SIRE noemt dit dooddoeners. 64% maakt in een gesprek wel eens gebruik van dooddoeners als ‘Ach, je bent jong, je bent zo weer zwanger’ tegen iemand die net een miskraam heeft gehad, of ‘Nou, op zich wel een mooie leeftijd’ tegen iemand die een oudere persoon is verloren.
Andere resultaten uit het onderzoek:
- Maar 27% van de Nederlanders heeft alles tegen hun dierbaren gezegd, mochten zij komen te overlijden. Hierbij gaat het zowel over praktische als emotionele en financiële zaken.
- 31% van de Nederlanders vindt het moeilijk om over het eigen overlijden te praten.
- Slechts 28% neemt het initiatief tot een gesprek over de dood met een naaste.
- 39% denkt dat praten over de dood de angst voor de dood vermindert. Als het gaat om de laatste levensfase, dan denkt 53% dat praten over de dood kan helpen de laatste fase met een gerust hart in te gaan.
- Maar 16% is bewust bezig met het eigen sterven.
Wat betekent dit voor Vereniging Yarden?
Mede door de vergrijzing, maar vooral door de coronapandemie zijn we ons – weliswaar noodgedwongen – bewuster geworden van de dood. Er gingen meer mensen dood dan gemiddeld, het aantal alleenwonenden nam toe onder ouderen die hun partner verloren, we voelden ons eenzamer dan voorheen en we zijn angstiger geworden voor de dood. Tegelijkertijd willen we steeds meer de regie over ons levenseinde maar weten we niet goed hoe we met de dood om moeten gaan. Veel organisaties, zoals RVS en SIRE, zijn hier op in gesprongen en vinden het belangrijk dat de dood genormaliseerd moet worden. Belangrijk hierbij is dat de behoeften van nabestaanden en rouwenden niet over het hoofd gezien worden maar centraal worden gesteld. Dit is ook wat het RVS-rapport ‘Beter samenleven met de dood’ concludeert: “Beter samenleven met de dood vraagt om het delen van de ervaringen met sterven en rouwen, om daarmee ook de variatie aan behoeften van mensen te laten zien.”
Vereniging Yarden heeft zich als doel gesteld om zich de komende jaren vooral te richten op het in kaart brengen van deze behoeften. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we gezamenlijk meer relevante en gerichte ondersteuning kunnen bieden aan elkaar op het moment dat het wenselijk is.